Hoe vergaat het oud Managing Partners?

Een CEO die afzwaait, verlaat meestal ook het bedrijf. In de advocatuur keert een aftredende managing partner vaak weer terug naar dezelfde praktijk. Drie oud-bestuurders vertellen hoe zij dat hebben ervaren. “Heerlijk dat ik alle vergaderblokken uit mijn agenda zag verdwijnen.”

Foto’s: Roel Dijkstra Fotografie

Walter van Overbeek (Houthoff)

Walter van Overbeek (foto boven) is sinds 2001 partner bij Houthoff, waar hij aan het hoofd staat van de Automotive Industry Group. Van 2012 tot 2016 was Van Overbeek managing partner. Een rol die hij niet direct voor zichzelf had voorzien: “Ik was niet diplomatiek genoeg, dacht ik.”

“Met sommige cliënten werk ik al dertig jaar samen. Ik heb ongelooflijk veel plezier in mijn werk en was – en ben – helemaal niet bezig met functies die ik daarnaast zou kunnen vervullen. Toen ik eind 2011 werd gepolst om managing partner te worden, was mijn eerste reactie dan ook: niets voor mij. Daar moet je diplomatiek voor zijn. En dat ben ik simpelweg niet.

Toch ging ik erover nadenken. Ik voelde me medeverantwoordelijk voor kantoor, we moeten het met elkaar draaiende houden. Wat zou ik kunnen leren van een bestuursfunctie? Als partner ben ik autonoom in mijn beslissingen, ik hoef naast de cliënt met weinig mensen rekening te houden. Als bestuurder is dat natuurlijk anders. Als één van de twee managing partners zou ik intensief met iemand samenwerken. Nieuwsgierig naar de uitdagingen die dat zou brengen, zei ik uiteindelijk toch ja.

Propvolle agenda

Samen met Johan Rijlaarsdam heb ik een prachtige tijd gehad. Veel geleerd, gereisd en lol gehad; we vulden elkaar goed aan. Diplomatiek ben ik geloof ik nooit geworden. Ik ben altijd eerlijk, dat werkt ook. Omdat ik daarnaast gewoon praktijk voerde, had ik een propvolle agenda. Dat vroeg veel, ook van mijn gezinsleven. Laten we het erop houden dat ik een volle haarbos had toen ik eraan begon.

Na mijn eerste termijn werd ik voor drie jaar herkozen. Die tweede termijn heb ik niet volgemaakt, vier jaar besturen vond ik lang zat. Ik stond mijn plek graag af aan iemand met een frisse blik.

Bovendien realiseerde ik me: ik ben geen bestuurder. Ik ben advocaat, daar krijg ik écht energie van. Dat ik na mijn afzwaaien alle vergaderblokken uit mijn agenda zag verdwijnen, vond ik heerlijk. Het was even wennen dat ik uit de bestuursmailbox werd gegooid, ineens weet en hoor je niets meer van ‘achter de schermen’. Maar ik had er totaal geen moeite mee om afstand te nemen. Ik keek er vooral naar uit om me weer volledig op mijn cliënten te focussen.

Machinekamer

In mijn praktijk spreek ik ook bestuurders. Dan helpt het dat ik kan adviseren uit ervaring: wij liepen hier tegenaan, let daar even op. Ook op andere vlakken is mijn tijd in de machinekamer van Houthoff waardevol gebleken. Ik weet nu dat de ene helft van kantoor draait op de andere helft, daarvan heb je anders geen idee. Aan een project of bestuursbesluit gaat ongelooflijk veel vooraf, maar medewerkers zien slechts het topje van de ijsberg. Als bestuurder krijg je ook maar zelden te horen dat je het goed doet. Dat is wat het is, als je daar niet tegen kunt, moet je er niet aan beginnen. Maar de drie keer dat ik wel een pluim kreeg, staan me nog helder voor de geest. Hoe krachtig een welgemeend compliment is, heb ik ook ontdekt in die tijd.

Ik heb me wel eens afgevraagd of ik niet nog een ander bestuur zou moeten doen. Ik zit in de partnerbenoemingscommissie en de sollicitatiecommissie, dat vind ik leuk. Maar voor nu laat ik het daarbij, mijn hart ligt bij de praktijk. Er is gewoon geen mooier vak dan dat van advocaat.”

Judith Schulp (Lexence)

Judith Schulp is sinds 2008 partner in de arbeidsrechtpraktijk van Lexence. Van 2016 tot 2019 maakte ze deel uit van het dagelijks bestuur. Daar heeft ze nog steeds profijt van. “Het heeft mijn contact met andere partners verrijkt.”

“De advocatuur kan een individualistische ratrace zijn. Een competitie van partners die weinig aandacht hebben voor hun omgeving. Toen ik aantrad als bestuurder, was mijn speerpunt daarom: ‘Één Lexence’. Voor mij betekent dat collegialiteit, teamwork en teamspirit. Simpel gezegd: elkaar wat gunnen. Aanvankelijk werd over mijn pleidooi voor ‘een beetje meer warmte’ wat lacherig gedaan. Toch kreeg het al snel meer draagvlak. Inmiddels is de one firm-gedachte meer dan een term op het beoordelingsformulier: het zit nu in het DNA van ons kantoor. Ik ben er trots op dat ik daaraan heb bijgedragen.

Een eer vond ik het, toen ik in 2016 werd gevraagd om toe te treden tot het dagelijks bestuur. Het leek me interessant om het kantoor drie jaar lang op een andere manier te ervaren. Als partner was ik vooral druk met mijn eigen praktijk en team. Daardoor realiseer je je niet altijd dat kantoor ook een grote organisatie is, die op dagelijkse basis gerund moet worden. Als bestuurder kreeg ik zicht op het grotere geheel, inclusief de niet-advocaten. Dat gaf een waardevol ander perspectief, waarvan ik nu nog steeds profijt heb.

Zo heeft mijn rol in het bestuur mijn contact met andere partners verrijkt. Doordat ik ook praktijken met een andere dynamiek dan de mijne leerde kennen, begreep ik de drijfveren van die partners beter. Dat helpt in gesprekken, je vindt elkaar sneller. Sterker nog: partners die ik voor die tijd maar lastig vond, ben ik in mijn bestuurstijd het meest gaan waarderen. Ook heb ik leren observeren. Veel grote beslissingen gaan niet over één nacht ijs. Soms is het verstandig om zaken te laten rusten: kijken hoe het zich ontwikkelt zonder meteen te handelen. In mijn eigen praktijk doe ik dat sindsdien bij gelegenheid ook, dat levert mooie inzichten op.

Reuring

In 2019 heb ik het stokje met veel plezier weer doorgegeven, een tweede termijn is bij ons niet gebruikelijk. Van een zwart gat was geen sprake. Het was hard werken met een bestuursfunctie, een volle praktijk, drie pubers en een eveneens hardwerkende man. Ik heb er ook altijd een aantal toezichthoudende rollen naast gehad. Een volle agenda dus, maar ik houd wel van reuring, daar functioneer ik goed bij. Toen het bestuur wegviel, kwamen er vanzelf nieuwe dingen op mijn pad. Dat ik bestuurservaring heb, opent zeker deuren, maar ik kies vooral de functies die ik leuk vind. Sinds 2020 ben ik raadsheerplaatsvervanger bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ook dat ervaar ik weer als een verrijking van mijn vak.

Mijn plan was om kort na mijn bestuursperiode een sabbatical te nemen. Begin 2020 zou ik nog een paar dossiers oppakken en daarna even afstand nemen: mijn plan was paardrijden in Zuid-Amerika. Maar toen brak de pandemie uit. Die afstand van kantoor is er daarom tot op heden nog niet van gekomen. Helemaal niet erg, ik heb veel plezier in mijn werk. En die sabbatical houd ik graag nog tegoed. Paardrijden in Zuid-Amerika met mijn familie staat nog steeds bovenaan mijn verlanglijstje.”

Winfred Knibbeler (Freshfields)

Sinds 2000 geeft Winfred Knibbeler leiding aan de internationale mededingingspraktijk van Freshfields Bruckhaus Deringer. Van 2011 tot 2017 was hij managing partner van het Amsterdamse kantoor. Of, zoals hij het zelf liever noemt: meewerkend voorman.

“Een tour of duty, zo zou je mijn bestuursperiode kunnen zien. Het was nooit mijn ambitie om aan het roer te staan. Mijn bestuursrol kwam vooral voort uit verantwoordelijkheidsgevoel. Dit kantoor is mij dierbaar, ik wil graag dat het marcheert. Daaraan draag ik met plezier mijn steentje bij. Toen ik na ruim tien jaar bij Freshfields werd gevraagd om managing partner te worden, voelde dat als een logisch moment om het bestuursstokje over te nemen.

In 2000 stapte ik als partner van NautaDutilh over naar de competition-praktijk van Freshfields, dat toen net naar Nederland was gekomen. Toen ik managing partner werd, heb ik mijn praktijk aangehouden. Dat is ook de gedachte vanuit Freshfields: een bestuurder moet weten wat er speelt in de markt en op de werkvloer. Omdat ik de enige bestuurder was, overlegde ik intern veel met partners en ook met internationale praktijkgroephoofden. Dat voorkomt dat je al te solistisch gaat opereren. Een managing partner is bij ons niet iemand die unilateraal beslissingen neemt, maar veel meer een meewerkend voorman of -vrouw. Een rol die ik twee termijnen met veel genoegen heb vervuld.

Out of office

Toen ik na zes jaar aftrad, was er dus geen sprake van ‘terugkeren naar de praktijk’: ik was immers nooit weg geweest. Mijn afzwaaien werd wel feestelijk omlijst met alle partners bij de zeilclub in Loosdrecht. Een bestuursrol vraagt toch het nodige van iemand, dus het voelde goed om met elkaar stil te staan bij het einde – én het begin – van een tijdperk. Daarna heb ik drie maanden sabbatical opgenomen. Dat had al na tien jaar bij kantoor gemogen, maar het was er nooit van gekomen. Nu vond ik het een mooi moment. Met mijn gezin heb ik een grote reis gemaakt door Zuid-Amerika, een geweldige ervaring. Waar ik normaal gesproken op vakantie ook wel eens mijn inbox open, was ik dit keer helemaal offline. Voor het eerst in mijn carrière had ik mijn out of office aangezet, heel verfrissend vond ik dat.

Terwijl ik genoot van drie maanden rust, realiseerde ik me dat ik nog steeds enorm veel plezier heb in mijn werk. En dat ik graag, naast de dagelijkse casuïstiek, wilde blijven meedenken over kantoor. Niet vanuit management, meer adviserend. Niet lang daarna ben ik verkozen in de Global Partnership Council binnen Freshfields, het orgaan dat toezicht houdt op het wereldwijde management. Vorig jaar liep dat af, inmiddels ben ik voorzitter van onze wereldwijde Conduct & Risk Committee. Beide interessante, internationale rollen die niet exclusief zijn voorbehouden aan oud-managing partners, maar het hielp natuurlijk wel.

Dilemma’s

Tijdens partnervergaderingen is het prettig dat ik weer mijn eigen mening kan geven, in plaats van de inbreng van anderen samen te moeten vatten. Sinds mijn bestuursfunctie heb ik wel meer begrip voor de dilemma’s waarmee je als management wordt geconfronteerd. Het is in een gesprek heel waardevol om beide kanten te kunnen benoemen.

Mensen zeggen wel eens dat ik me als oud-managing partner vast betrokken voel bij bepaalde zaken. Dat voel ik me zeker, maar niet zozeer omdat ik bestuurder ben geweest. Inmiddels werk ik 22 jaar bij Freshfields. Ook als mens ligt dit kantoor me na aan het hart.”

Terug naar lijst